Bemestingsplan
Bij het opstellen van het teeltplan hoort ook een bemestingsplan. Belangrijk is om te weten wat er nu werkelijk mag worden aangevoerd en welke mest of compost kan worden geplaatst. Houd bij de berekening van de mineralenaanvoer ook rekening met de werkingscoëfficiënt (WC) van de mestsoorten. Bij bijvoorbeeld rundveedrijfmest is de WC van stikstof (N) 60%. Deze 60% komt bij de gewasnorm. Wordt er veel met drijfmest gewerkt, dan zal de stikstofaanvoer op gewasniveau al snel te hoog zijn. Op de site van RVO staan tabellen met werkingscoëfficiënten van mest.
Naast de mineralenbalans mag de organische stofbalans niet ontbreken. Het is de basis voor de bodemvruchtbaarheid. Met fosfaatdifferentiatie kan wel extra fosfaataanvoer mogelijk zijn, waardoor er meer mest aangevoerd kan worden, maar op gewasnormniveau moet je niet te hoog uitkomen, omdat het wenselijk is om nog bij te kunnen mesten tijdens het teeltseizoen met een stikstofrijke meststof. Maak vooraf deze puzzel goed om te voorkomen dat er later geen ruimte meer over is voor andere meststoffen.
Bodemmonster
Bij het nemen van bodemmonsters is het mogelijk om op GPS te laten bemonsteren. Het voordeel daarvan is dat de bodemmonsters ook kunnen worden gebruikt om fosfaatverruiming te krijgen. Het is wel belangrijk om bij de aanvraag van een monstername te vermelden dat het monster ook bedoelt is voor fosfaatdifferentiatie. Niet alle laboratoria nemen dit standaard mee in de analyse. De laatste jaren zijn er steeds meer percelen waar de fosfaattoestand achteruit gaat. De verruiming van de fosfaataanvoer kan oplopen tot 120 kg P/ha. Wanneer de toestand laag is, dan is er ook echt fosfaat nodig. Neemt dit mee in de bodemonderzoeken. In onderstaande tabel een overzicht.