De ventilatie in pluimveestallen wordt over het algemeen geregeld op basis van de staltemperatuur. Wanneer de staltemperatuur boven de streefwaarde ligt, gaan de ventilatoren sneller draaien en de inlaatventielen verder open. Daarbij moet worden opgelet dat de lucht die via de inlaatventielen binnenkomt niet op de kippen valt, omdat dat een verhoogde uitval kan veroorzaken.
Aandachtspunten bij het sturen van de binnenkomende lucht
- Koude lucht is zwaarder dan warme lucht, dus de koude binnenkomende lucht in de winter of avond/nacht gedraagt zich anders dan warme lucht.
- De binnenkomende lucht moet eerst opgewarmd worden langs het plafond, voordat het de kippen bereikt.
- De meest kritische periode is kort voordat het donker wordt totdat het weer licht wordt, want dan zitten de kippen (stil) op stok en dichter bij de luchtstroom dan overdag.
- De opening van de inlaat moet groot genoeg zijn om een goede worp te kunnen maken. Bij een slechte worp valt de lucht op de kippen.
- Let op de onderdruk. Dit is een maat voor de luchtsnelheid. Is de onderdruk juist afgesteld zodat een goede worp ontstaat bij verschillende temperaturen van de inlaatlucht?
- Inlaatventielen zitten soms te laag, zodat de binnenkomende lucht niet kan opwarmen en de koude lucht dus op de kippen valt.
Als het lastig is om al deze aspecten goed te regelen, kan ook gekozen worden voor een andere aanpak: ventilatie met behulp van het venturi-effect.